Gevoelige Getallen: vermogen en koppel
Artikel uit: Auto en tuning (sep. 2007): vermogen en koppel.
JAAP VAN WUIJCKHUIJSE VAN SPEEDCENTRE IN GELDERMALSEN IS AL
JARENLANG VERBONDEN MET DE AUTOSPORT. UIT HEEL EUROPA WETEN DE
COUREURS HEM TE VINDEN VOOR EEN OPTIMALE AFSTELLING VAN HUN AUTO
EN OOK TALLOZE EXOTISCHE STRAATAUTO’S VINDEN HUN WEG NAAR ZIJN
TESTBANK. DE RODE DRAAD DAARBIJ ZIJN DE HARDE FEITEN VAN DE
VERMOGENSMETING. MARCEL HEUVELING WISSELDE MET JAAP VAN
GEDACHTEN OVER DE WAARDE VAN EEN VERMOGENSOPGAVE OMDAT DAAR
REGELMATIG MISVERSTANDEN OVER BESTAAN.
Ook Jaap beaamt dat cijfers maar al te vaak naar persoonlijke voorkeur geïnterpreteerd worden.
Ook kunnen uitdraaien van een testbank naar behoefte bijgesteld worden, zodat een
vermogenscurve er ineens een stuk aantrekkelijker uit ziet. Ik vertelde Jaap over mijn
bedenkingen bij bepaalde vermogensopgaven. Sommige autobezitters schermen met vermogens
die onmogelijk behaald kunnen worden met de beschreven modificaties. Ze leiden tot verbaasde
reacties bij de techneuten die veel meer geïnvesteerd hebben in technische aanpassingen en vaak
een veel lagere output te zien kregen op een vermogensuitdraai.
Vermogen en koppel zeggen niet alles over puur autoplezier
Ook de verwachtingen en schattingen bij fictieve laaddrukverhogingen leiden niet bepaald tot een
reeel beeld van de werkelijkheid. Daar komt ook nog bij dat het voor ons autojournalisten vaak
lastig is om te gaan met dergelijke informatie. Moet je soms met de eigenaar van een auto in
discussie? Opschrijven dat ‘ie in het onmogelijke gelooft? Tuurlijk kun je de eigenaar vragen of
hij bij een betrouwbaar bedrijf een meting wil laten doen; we kennen bedrijven die graag
meewerken. Dat is organisatorisch niet te doen. Het maken van een fotoafspraak is vaak al een
drama. Laat staan dat je ook nog een meetsessie moet inlassen. Eén ding is duidelijk; laat je niet
gek praten door indianenverhalen. Niet voor niets vermelden wij regelmatig in autoreportages bij
een vermogensopgave ‘volgens de eigenaar…’ Een meting op een dynamische
vermogenstestbank is volgens Jaap om diverse redenen een goede zaak. ‘In de eerste plaats krijg
je inzicht. Bovendien valt er bijna altijd winst te behalen met wat kleine handelingen, zelfs bij
een motor die zo uit de fabriek komt rollen. Met testresultaten weet je of je motor zo presteert als
hij voelt. Ook als je wilt weten wat het rendement is van modificaties zijn metingen hét middel
om te ontdekken of je op de goede weg bent. En, niet te vergeten, wanneer je met bloed zweet en
tranen een kostbare motor in elkaar hebt geflanst, kan het heel geruststellend zijn dat hij op een
testbank veilig kan inlopen.’
De waardering voor auto’s wordt vaak gebaseerd op Nm’s of pk’s. Maar een gezinsauto met een
sterke motor staat niet automatisch garant voor adrenaline en sportiviteit. Denk maar aan al die
huismoeders die kinderen van school halen en boodschapjes doen in een huis-,tuin- en
keukensedan met 200 pk of meer. ‘Goofproof’is de uitdrukking die prima weergeeft welk gevoel
zo’n auto geeft. Pak een dertig jaar oude Porsche 911 met 180 pk. Wat een emotie heeft zo’n ding
en wát een moeite moet je doen om er op een bochtige route echt hard mee te gaan. Rij dan in
zo’n perfecte turbodiesel met 200 pk en je mist vrijwel elke beleving van sportief autorijden.
Goed, vermogen is dus niet alles, de auto eromheen moet ook sportief zijn. En sportief is niet
lomp, zwaar, goofproof en voorzien van alle luxe. Vandaar dus dat een BMW M3 of M5 van de
eerste generatie meer emoties geeft dan hun moderne nazaten.
Fabriekscijfers
voor een vertekend beeld omdat men weet dat hapklare cijfertjes het goed doen. Voorbeelden te
over. Jaap vertelt over een belevenis waarbij hij ons verzoekt de merknaam niet te vermelden.
Een exotische Brit (ja dat kan nog steeds) bijvoorbeeld toverde op de bank bijna negentig pk
minder dan de fabriek voorschotelde. Had een eigenaar nooit een beroep gedaan op Jaap’s
testbank, had deze het nevernooit geweten. De peekaas werden waarschijnlijk nooit gemist, want
qua rijbeleving schonk deze fraai gelijnde auto de verwachtte en beschreven auto-emotie. Dit
zegt ons iets heel feitelijks. Ondanks de, veel te positieve, vermogensopgave bleek de auto geen
vragen op te roepen omdat deze geweldig reed. Eén ding weten we nu in elk geval; fabriekscijfers
zegen ook niet alles.
Teruggrijpend op de fabrieksopgave legt Jaap uit dat je heel makkelijk weer op het opgegeven
vermogen uit kunt komen door weerstanden weg te nemen die berekend zijn per kilometer en die
weggezet mogen worden in de versnellingsbakreductie. Je moet dan wel beseffen dat dit voor de
folder gunstige waarden zijn, maar niet voor het gevoel op straat. In vergelijking met zijn twee
jongere, ook genoemde , Ferrari-broertjes is het geschetste praktijkvoorbeeld eenvoudig te
verklaren met argumenten als het veel lagere wagengewicht en een close-ratio bak. De geijkte
topsnelheid ligt rond 225 km/u en wordt begrensd door het maximale toerental van 7500 tpm. Al
met al ben ik vooral tevreden met de meting en de afstelling omdat ik zo meer zekerheid heb
gekregen wat betreft de brandstofverrijking. Hoe gek het ook mag klinken, het gewonnen
vermogen is meegenomen, maar ik heb vooral meer plezier doordat de motor nu veel soepeler
door zijn middengebied heen draait. Ook kan ik, als ik een circuit op ga, precies zien binnen welk
toerengebied ik de meeste vaart kan houden. Het uitlezen en interpreteren van een
vermogenscurve is slechts zinvol als je er op deze manier mee omgaat.
Uit het voorgaande blijkt dat de opgave van pk’s en Nm’s alleen zin heeft als je ze rationeel
verwerkt naar de feitelijke prestaties van de auto. Er bestaan veel misverstanden over de waarde
van het draaimoment of van het vermogen. Jaap ergert zich er ondertussen niet meer aan maar
vervolgt met passie: ‘Ik loop al jaren te verkondigen dat men het anders moet zien. ‘ Mooi Jaap,
maar leg dat dan maar eens op een makkelijk te begrijpen manier uit! ‘Nou, dat is nou ook net het
probleem, het is niet zo eenvoudig met een paar woorden te vertellen waar het om gaat, maar ik
ga het toch proberen. We nemen twee totaal verschillende fictieve motoren die we installeren op
een motortestbank. Motor A heeft 300 Nm en 200 pk. Motor B heeft 200 Nm en 200 pk. Wie nu
al kan oordelen over prestaties, gebruikt dobbelstenen. Motor A draait maximaal 4500 tpm.
Motor B draait maximaal 7500 tpm. Nu weten we in ieder geval dat A en B een geheel ander
werkgebied hebben. We kunnen echter nog steeds niet zegen welke motor de beste prestaties
levert, al zullen velen nu roepen dat motor A veel meer draaimoment levert, met evenveel pk’s.’
Jaap vervolgt: ‘Hoe eenvoudig dit weerlegd kan worden, mag blijken uit het volgende. Wanneer
motor A en B allebei een wiel rond laten draaien, zonder reductie van een versnellingsbak,
kunnen ze hun wiel niet meer omwentelingen laten maken dan het maximum toerental van de
motor. Tot nu toe helder, neem ik aan. Mooi, ga ik verder. Motor A draait 3000 omwentelingen
per minuut minder. Dat is een behoorlijk verschil als je dat uitrekent naar de snelheid die je met
een bepaalde wielomtrek zou kunnen behalen. Nu weten we ook dat de reductie van een
versnellingsbak noodzakelijk is om draaimoment en toerental te gaan vertalen naar de
aangedreven wielen. Om een auto met motor A even snel te maken als een auto met motor B
moet je zorgen dat motor A gemonteerd wordt op een bak met een hogere eindreductie om een
gelijke omwentelingssnelheid van de wielen te krijgen. Echter, hoe hoger de eindreductie, hoe
geringer het draaimoment aan de wielen. Andersom gerekend heeft motor B een veel lagere
eindreductie nodig om aan de gewenste omwentelingssnelheid te komen en neemt het
draaimoment aan de wielen juist toe. Je kunt dus stellen dat je toerental en draaimoment met
elkaar kunt verruilen!’
Autoprestaties hoor je daarom volgens Jaap te kwalificeren met vermogensmetingen op de
aangedreven wielen. ‘De vermogenscurve van een motor op een proefstand vertelt je in de eerste
plaats iets over het karakter en het potentieel er van. Prop een Honda Blackbird-motor in je
zelfbouwautootje van 500 kg en zorg voor de juiste eindreductie en je hebt een kar die klinkt als
een Formule1 en, mits in de hoge toerentallen gereden, een smerig snel kreng. Zet hem in een
stadsbus en je bent niet vooruit te branden. Je moet het onderin de toerentallen niet gaan zoeken,
maar ach, wie op snelheid kickt gaat niet met de caravan op stap. Darvoor gebruik je bij voorkeur
toch een soort tractor. Daarvoor lenen laagtoerige motoren zich vanzelfsprekend weer beter.’ In
onze hang naar verklaringen en de waarheid vergeten we dus ook voortaan vooral niet om het
gewicht van de auto en de luchtweerstand bij onze analyse te betrekken. O ja, dan hebben we ook
nog die factor auto-emotie! Die gelukkig niet meetbaar is, want dan heet het geen emotie meer!
Ferrari 308 Vetroresina
Na de hiervoor geschetste situatie was ik wel benieuwd in hoeverre mijn gevoel overeen kwam
met de harde cijfers. Dus moest mijn Ferrari 308 Vetroresina (glasfiber carrosserie) met dry-
sump smering en een close ratio bak als testcase fingeren.
Ferrari vermeldt in 1976 dat een F308 met carburateurs 255 pk heeft. Een gerenommeerd
autosportblad schreef destijds over een gemeten 227 pk aan de achterwielen (!) en een
topsnelheid van 254 km/u. Voorts liet men zich bijzonder lovend uit over de prestaties op de weg
en de beleving. Nou, qua rijgenot heeft de auto de tand des tijds beslist doorstaan. Vooral
bochtige binnenwegen zijn verslavend. Voor mijn gevoel kun je voortdurend grenzen verleggen
met deze auto en is er voldoende vermogen om mee te spelen. De eerder genoemde topsnelheid is
beslist niet haalbaar met de close ratio-bak. De overbrengingen zorgen er overigens wel voor dat
het fragiele toerentellernaaldje gretig naar het rode vlak uithaalt in de hoogste versnelling.
Grappig is wel dat een F328 (270 pk) kansloos blijkt tot 225 km/u en zelfs een F348 (300 pk) pas
weer kan aansluiten bij ongeveer 160 km/u. Dat het snor zit met de gezondheid van deze auto is
duidelijk. Maar hoe zou mijn auto-emotie zich houden bij een run op de bank bij Speedcentre?
Uit de eerste run blijkt dat het vermogen op de achterwielen, verminderd met een
weerstandscoëfficiënt van 0.16 pk per Km niet meer oplevert dan 211.2 pk. Dat had ik niet
verwacht, heel even ontstaat iets van teleurstelling. Een meting aan de achterwielen had ik in
ieder geval positiever ingeschat na al mijn ervaringen. Afijn, Jaap werkt ondertussen vanuit een
veilige modus en geeft aan dat hij na een eerste run altijd begint met het terugstellen van het
ontstekingstijdstip. Dan weer bijstellen tot je belandt bij het volgende onderdeel dat een rol kan
spelen. Dan loop je niet het risico dat je iets stuk maakt. “Ik sloop geen bushokjes, ik sla geen
oude vrouwtjes en ik maak geen auto’s stuk,’ voegt Jaap er olijk aan toe. De sfeer is in ieder
geval goed terwijl we samen gezellig zwarte handen krijgen… Na enkele aanpassingen weet Jaap
het vermogen uiteindelijk op 224 pk bij 6459 tpm te brengen. Een gewijzigde sproeierbezetting
zorgt daarnaast voor een duidelijke verbeterde overgang tussen de 3400 en 3800 tpm. Om terug
te komen op mijn beleving en de feiten die Jaap weet vast te leggen: het gaat dus om meerdere
factoren voordat je iets concreets kunt vaststellen over de prestaties van een auto dan alleen de
vermelding van Newtonmeters of peekaas. Dat is te kort door de bocht. We gaan aan tafel en
bespreken onze bevindingen onder het genot van een pizza.
GALERIE
tel: 0345684477